Als ik niet hier ben, dan ben ik waarschijnlijk daar
Binnenkort bezoek je met je klas de voorstelling Als ik niet hier ben, dan ben ik waarschijnlijk daar. Voor deze voorstelling hebben wij een educatief programma ontwikkeld waarmee je de klas kunt voorbereiden op het voorstellingsbezoek en met hen de voorstelling kan nabespreken. Dit programma bestaat uit opdrachten die je als docent zelf met je klas kunt uitvoeren, maar er zijn ook mogelijkheden om bijvoorbeeld een extra workshop via ons te boeken gegeven door een theaterdocent. Op deze pagina vind je meer informatie over ons aanbod en de mogelijkheden rondom deze specifieke voorstelling.
Voorbereiding
Uit onze ervaring is gebleken dat kinderen gerichter naar een voorstelling gaan kijken als zij zich op de één of andere manier hierop voorbereiden. Een eerste stap om de voorstelling te introduceren is een gesprek. Voor sommige leerlingen is het theater een nieuw begrip. Het is daarom fijn om eerst met de kinderen een gesprek te hebben over wat theater is en wat er van je verwacht wordt als je naar een theatervoorstelling gaat. Daarna kun je het hebben over de voorstelling zelf en de thema’s daarvan. Hieronder vind je enkele opdrachten die je zelf kunt doen met je klas.
Hieronder staan een aantal vragen beschreven die je kan gebruiken om met de kinderen in gesprek te gaan over het thema van de voorstelling. Het is van belang om dit gesprek open te houden; geef geen goed of fout antwoorden. Stel vooral veel vragen. Zo kom je waarschijnlijk met je klas op verrassende inzichten.
- Wat is verbeeldingskracht?
- Waar gebruik jij je verbeelding voor?
- Als je, in je verbeelding, kon reizen naar welke plek je maar zou willen. Welke plek zou jij kiezen?
- Heeft iedereen verbeeldingskracht?
Laat alle leerlingen een plek bedenken.
Kies steeds 1 leerling uit die de plek gaat beschrijven aan de hand van de volgende zintuigen:
Ik zie... Een parasol in de zon.
Ik hoor... Een zeemeeuw in de verte
Ik voel... Een zachte bries
Ik ruik... De geur van zeewater
De rest van de leerlingen mogen daarna raden welke plek de leerling die beschreef in het hoofd had.
Een leuke vervolgopdracht is om daarna met de hele klas de beschreven plek uit te beelden in tableau (stilstaand beeld) of een bewegend beeld. Hier kunnen ze elementen uit de beschrijving van de leerling voor gebruiken, maar ze kunnen natuurlijk ook zelf elementen toevoegen waar zij aan denken bij het strand.
Na afloop
Wanneer je samen met de leerlingen terug bent in de klas, is het waardevol om de kinderen onderling indrukken te laten uitwisselen en de thema’s die in de voorstelling worden aangesneden te vertalen naar hun eigen ervaring. Hieronder vind je enkele opdrachten die je zelf met de klas kunt doen.
De thema’s die worden aangesneden in de voorstelling zorgen hopelijk voor voldoende gesprekstof. Om verder te praten over het thema van de voorstelling hebben wij een aantal vragen geformuleerd.
TIP: zorg dat de leerlingen in een kring zitten zodat iedereen elkaar kan zien. Neem onderstaande vragen als houvast voor het voeren van een filosofisch gesprek met de leerlingen. Vertel de leerlingen dat er geen goed of fout is bij het beantwoorden van deze vragen. Door met elkaar te praten en elkaar vragen te stellen, word je samen wijzer.
De vragen die je kan stellen in de klas:
- Wat gebeurt er als je bang bent? (Waar voel je de emotie bijvoorbeeld?)
- Wat maakt jou bang?
- Wat doe je als je bang bent om jezelf rustig te maken?
- Wat zou jouw goede raad zijn aan mensen die vaak bang zijn?
- In de voorstelling gebruikt Tjebbe zijn verbeeldingskracht om op plekken te komen waar hij zich fijn voelt, welke plek zou jij kiezen?
- Is in jouw fantasie alles mogelijk?
- Heb jij je fantasie wel eens niet onder controle? Wat gebeurt er dan?
In de voorstelling wordt veel muziek (en geluid) ingezet om plekken te verbeelden. Leerlingen gaan bij deze opdracht dat ook proberen te doen.
Verdeel de klas in groepen van 4 tot 5 leerlingen. Elk groepje kiest of krijgt een locatie die ze in geluid moeten uitbeelden. Dit mogen ze kort met elkaar voorbereiden.
Voorbeeld: Een groepje kiest als locatie een bos. Een leerling maakt het geluid van wind, een ander van geritsel van bladeren, een derde maakt vogel geluiden en de vierde maakt het geluid van voetstappen.
Laat de klas allemaal in het midden van het lokaal zitten. De leerlingen die de locatie moeten laten horen gaan om ze heen staan. De leerlingen in het midden doen hun ogen dicht en luisteren naar de geluiden van de uitbeeldgroep. Nadat deze leerlingen klaar zijn met geluiden maken mag de rest van de klas zeggen waar ze denken dat ze zijn geweest. Welk geluid gaf de doorslag?
Laat alle leerlingen een voorkant van een ansichtkaart maken met daarop een afbeelding van hun favoriete (fantasie)plek. Kies zelf op wat voor manier ze dat gaan doen. (Schilderen, collage, tekenen, Canva etc.)
Als de voorkant klaar is gaan de leerlingen de achterkant schrijven. Daar moeten de volgende elementen op staan:
- Aan wie sturen ze de kaart?
- Waar zijn ze naar toe gegaan?
- Waarom zijn ze op die plaats?
- Wat hebben ze daar gedaan?
- Wanneer komen ze weer terug?
Voorbeeld: Lieve Oma, Ik ben even naar de speelgoedwinkel. Ik had even een momentje voor mezelf nodig, want ik moest leren voor een toets en dat lukte niet. Ik ben lekker tussen de lego aan het kijken, want er zijn weer allerlei nieuwe sets! Ik ben weer terug over 10 minuten hoor. Dan ga ik verder met leren. Groetjes Tobias
Meer weten over educatie?
Educatie op maat, inspiratie nodig of opzoek naar theaterdocenten? Neem gerust contact met ons op via roel@garagetdi.nl